Romans 3

1Welk is dan het voordeel van den Jood? Of welk is de nuttigheid der besnijdenis?
 het voordeel Of, de uitnemendheid, namelijk boven de heidenen, indien het uitwendig Jodendom en de besnijdenis voor God niet geldt tot rechtvaardigheid, gelijk in de laatste vijf verzen in het voorgaande hfdst. geleerd is.
2Vele in alle manier; want dit is wel het eerste, dat hun de Woorden Gods zijn toebetrouwd.
 het eerste Dat is het voornaamste, dat het fondament is van alle andere voordelen, die de apostel breder verhaalt, Rom 9:4 ; Eph 2:11-12 .
,
 de woorden Gods Dat is, de instrumenten zijns verbonds, begrepen in de schriften van Mozes en der profeten; Psa 147:19-20 ; Act 7:38 .
3Want wat is het, al zijn sommigen ongelovig geweest? Zal hun ongelovigheid het geloof van God te niet doen?
 al zijn sommigen Dat is, een groot deel derzelve, namelijk die door hun eigen ongeloof de voordelen, hun van God verleend, krachteloos maken. Zie Heb 3:16-18 ; en Hos 8:12 .
,
 hunne ongelovigheid Dat is, derzelver, of zulker ongelovigheid.
,
 het geloof Gods Dat is, de trouw en waarheid Gods, die onder dat volk, niettegenstaande de ondankbaarheid van velen, altijd de zijnen heeft willen behouden en nog behoudt, op welken de beloften Gods inzonderheid zien, en hunne kracht hebben; Rom 9:8 , Rom 9:27 , en Rom 11:1 , enz.
4Dat zij verre. Doch God zij waarachtig, maar alle mens leugenachtig; gelijk als geschreven is: Opdat Gij gerechtvaardigd wordt in Uw woorden, en overwint, wanneer Gij oordeelt.
 zij waarachtig Namelijk in het onderhouden van Zijn verbond en volbrengen van Zijne beloften, al is het dat de mensen die onwaardig zijn.
,
 gerechtvaardigd Dat is, rechtvaardig en trouw erkend.
,
 overwint Dat is, in uw oordelen zuiver en zonder blaam bevonden wordt. David breekt uit in deze bekentenis, uit aanmerking van zijne zonde tegen God begaan, en van de belofte der vergeving hem van Nathan verkondigd.
,
 oordeelt Of, geoordeeld wordt ; want het Griekse woord kan beide deze overzettingen verdragen; maar de Hebreeuwse tekst vereist het eerste, hetwelk ook best overeenkomt met Paulus' voornemen, hetwelk is te bewijzen dat God altijd zuiver en rechtvaardig blijft, of overwint, wanneer Hij oordeelt, dat is, de zonder der mensen in de kinderen der ongehoorzaamheid naar verdiensten straft, of wanneer Hij, naar Zijn beloften, Zich ontfermt over de zonden van Zijne kinderen, hetwelk ook door Gods oordeel, doch in Zijn barhartigheid, geschiedt; Mat 12:18 , Mat 12:20 . En wordt de waarheid Gods, In het houden van Zijne beloften, ook in de Schrift gerechtigheid Gods genaamd; Psa 143:11 , en 1Jo 1:9 .
5Indiën nu onze ongerechtigheid Gods gerechtigheid bevestigt, wat zullen wij zeggen? Is God onrechtvaardig, als Hij toorn over ons brengt? (Ik spreek naar den mens.)
 Gods gerechtigheid Dat is, trouw en waarheid, gelijk voren.
,
 bevestigt, Of, recommandeert ; dat is, prijselijk en blijkelijk maakt; Rom 5:8 .
,
 toorn Dat is, straf, eigenlijk genoemd over sommigen, of ook vaderlijke kastijdingen over de zijnen; Psa 6:2 .
,
  naar den mens.) Dat is, naar menselijke bedenking, of oordeel, hetwelk menen zou dat God niet behoorde te straffen hetgeen Zijne eer vordert.
6Dat zij verre, anderszins hoe zal God de wereld oordelen ?
 Dat zij verre, Grieks het geschiede niet; namelijk dat God, al doet Hij zulks, daarom zou onrechtvaardig zijn, dewijl Hij een rechter is der gehele wereld, die alles altijd wijs en rechtvaardig doet, al kunnen de mensen dat niet altijd begrijpen. Zie Gen 18:25 ; Mal 2:17 .
7Want indien de waarheid Gods door mijn leugen overvloediger is geworden, tot Zijn heerlijkheid, wat word ik ook nog als een zondaar geoordeeld?
 door mijn leugen Dat is, trouweloosheid, ongehoorzaamheid; en wordt hier gesteld tegen de waarheid of getrouwheid Gods in het houden van Zijne beloften.
,
 overvloediger is geworden, Dat is, openbaarder, blijkelijker.
,
 als een zondaar geoordeeld? Dat is, gehouden en gestraft, vs.5.
8En zeggen wij niet liever ( gelijk wij gelasterd worden, en gelijk sommigen zeggen, dat wij zeggen): Laat ons het kwade doen, opdat het goede daaruit kome? Welker verdoemenis rechtvaardig is.
 gelijk wij gelasterd worden, Dat is, gelijk zulke gevolgen uit hetgeen wij van Gods genade en rechtvaardigheid leren, ons lasterlijk nageduid worden.
,
 sommigen zeggen, Namelijk verkeerde mensen, die onze leer verdraaien.
,
 Welker verdoemenis rechtvaardig is In deze woorden is een korte wederlegging van hetgeen hier voren vs.7-8 tegen de leer van Paulus is ingevoerd, namelijk dat het zover vandaar is, dat hij zelfs degenen, die dat zeggen, met Gods oordeel dreigt.
9Wat dan? Zijn wij uitnemender? Ganselijk niet; want wij hebben te voren beschuldigd beiden Joden en Grieken, dat zij allen onder de zonde zijn;
 wij Namelijk Joden.
,
 uitnemender? Dat is, van onszelven beter, rechtvaardiger, namelijk dan de heidenen.
,
 te voren Namelijk in de eerste twee hoofdstukken.
,
 beschuldigd Dat is, met vaste redenen bewezen, of overtuigd. Het Griekse woord betekent dikmaals iemand in rechten beschuldigen en met goed bewijs overtuigen.
10Gelijk geschreven is: Er is niemand rechtvaardig, ook niet een;
 Gelijk geschreven is Uit al deze plaatsen bewijst de apostel dat niet alleen de heidenen maar ook de Joden in zichzelven onrechtvaardig zijn voor God.
11Er is niemand, die verstandig is, er is niemand, die God zoekt.
 verstandig is, Namelijk om God recht te kennen.
,
 God zoekt Namelijk om Hem recht te dienen.
12Allen zijn zij afgeweken, te zamen zijn zij onnut geworden; er is niemand, die goed doet, er is ook niet tot een toe.
 onnut geworden; Dat is, onbekwaam om goed te doen, gelijk verrotte en stinkende dingen, die men wegwerpt.
13Hun keel is een geopend graf; met hun tongen plegen zij bedrog; slangenvenijn is onder hun lippen.
 een geopend graf; Namelijk waar niets dan vuiligheid in is, en niets dan stank uitkomt.
,
 slangenvenijn Dat is, dodelijk vergif van kwaad spreken.
14Welker mond vol is van vervloeking en bitterheid; 15Hun voeten zijn snel om bloed te vergieten;
 bloed te vergieten; Dat is, allerlei wreedheid en geweld te doen.
16Vernieling en ellendigheid is in hun wegen;
 ellendigheid Namelijk die zij anderen aandoen.
17En den weg des vredes hebben zij niet gekend.
 den weg des vredes Namelijk om zelf in rust te leven, en anderen in rust te laten.
18Er is geen vreze Gods voor hun ogen.
 vreze Gods Namelijk die de grond en fontein is van alle andere deugden, waarmede de apostel besluit, niet dat al deze ondeugden in alle natuurlijke mensen even krachtig altijd uitbreken, maar omdat de kwade fontein van deze alle in hen is, en dat altijd enige daarvan in hun leven openbaar zijn.
19Wij weten nu, dat al wat de wet zegt, zij dat spreekt tot degenen, die onder de wet zijn; opdat alle mond gestopt worde en de gehele wereld voor God verdoemelijk zij.
 spreekt tot degenen, Deze reden doet de apostel daarbij, om te tonen dat hij dit terecht op de Joden duidt, dewijl God in zijn Woord door Zijne profeten tot de Joden spreekt.
,
 verdoemelijk zij Dat is der verdoemenis, of des rechtvaardigen oordeels Gods schuldig.
20Daarom zal uit de werken der wet geen vlees gerechtvaardigd worden, voor Hem; want door de wet is de kennis der zonde.
 Daarom zal uit de werken der wet Hier besluit Paulus uit het geheel voorgaande bewijs van Rom 1:17 tot hier toe, dat de mens door zijne werken niet kan gerechtvaardigd worden voor God.
,
 geen vlees Dat is, geen levend mens; Psa 143:2 ; Gal 2:16 .
,
 gerechtvaardigd worden, Hetwelk niet betekent rechtvaardigheid of heiligheid instorten; want het zou geen zin hier hebben, geen vlees kan de rechtvaardigheid in gestort worden voor God; maar het betekent voor Gods oordeel van de verdoemenis vrijgesproken, en voor rechtvaardig gehouden worden. Zie Job 9:2-3 ; Psa 143:2 ; Rom 8:33-34 ; Gal 2:16-17 , enz.
,
 de kennis der zonde Namelijk wanneer de wet den mens voorstelt wat God gebiedt en verbiedt; en de conscientie des mensen hem overtuigd, dat hij daartegen met gedachten, lusten, woorden en werken heeft misdaan; Rom 7:7 ; Gal 3:19 , Gal 3:22 .
21Maar nu is de rechtvaardigheid Gods geopenbaard geworden zonder de wet, hebbende getuigenis van de wet en de profeten:
 de rechtvaardigheid Gods Dat is, die voor God geldt, en die God schenkt.
,
 zonder de wet, Dat is, niet door de wet, die volkomen gehoorzaamheid van den mens zelven eist, maar door het Evangelie, dat ons op Christus' gehoorzaamheid wijst; Rom 1:16-17 .
,
 van de wet Dat is, van de schriften van Mozes, die van de rechtvaardigheid Gods door Christus getuigen, gelijk ook de profeten. Zie Joh 5:46 ; Act 15:11 , en Act 26:22 , enz.
22Namelijk de rechtvaardigheid Gods door het geloof van Jezus Christus, tot allen, en over allen, die geloven; want er is geen onderscheid.
 geen onderscheid Namelijk tussen Joden en Grieken, als zij maar geloven.
23Want zij hebben allen gezondigd, en derven de heerlijkheid Gods;
 derven de heerlijkheid Gods; Grieks Hysterountai; hetwelk betekent eigenlijk in het verkrijgen van enige zaken, inzonderheid in het lopen naar den prijs, verachteren of tekortkomen en derhalve dien moeten derven; gelijk alle mensen tekortkomen, die door hunne werken de heerlijkheid Gods, dat is het eeuwige leven zoeken te verkrijgen.
24En worden om niet gerechtvaardigd, uit Zijn genade, door de verlossing, die in Christus Jezus is;
 En worden Van hier voort beschrijft de apostel al de oorzaken en eigenschappen van de rechtvaardigmaking des geloofs, die ons in het Evangelie geopenbaard is. De opperste oorzaak dan is de onverdiende genade Gods, de bewegende en verdienende oorzaak is de verzoening en verlossing door Christus geschied; het middel, waardoor ons die wordt toegerekend, is het geloof in het bloed van Christus; het einde is de betoning van Gods gerechtigheid en de vergeving der zonden. De eigenschap is dat alle roem des mensen voor God hierdoor wordt uitgesloten, en dezelve geopenbaard is, niet alleen voor de Joden, maar ook voor de heidenen.
,
 om niet Grieks tegeefs; dat is, door enkele gifte, zonder enige verdienste.
,
 de verlossing, Grieks apolytrosis; hetwelk, hoewel het somwijlen wat breder genomen wordt voor allerlei verlossing, zo betekent het nochtans eigenlijk ene verlossing, die geschiedt door opbrenging of betaling van rantsoen, gelijk Christus zelf spreekt Mat 20:28 . Zie ook 1Co 7:23 ; 1Pe 1:18 .
25Welken God voorgesteld heeft tot een verzoening, door het geloof in Zijn bloed, tot een betoning van Zijn rechtvaardigheid, door de vergeving der zonden, die te voren geschied zijn onder de verdraagzaamheid Gods;
 voorgesteld heeft Namelijk eerst in Zijn eeuwigen raad, en daarna door uitvoering van dien in de volheid des tijds, en eindelijk door de predikatie des Evangelies; 2Ti 1:9-11 ; 1Pe 1:20-22 .
,
 verzoening, Grieks hilasterion; dat is, om te zijn een verzoener, namelijk der zondaren. De apostel ziet hier op den genadestoel of het verzoendeksel van zuiver goud gemaakt, dat de ark des verbonds, waar de tafelen der wet in lagen, bedekte; hetwelk ook hilasterion genaamd wordt, Heb 9:5 , en was een voorbeeld dat Christus door Zijne zuiverheid en gehoorzaamheid onze overtredingen tegen de wet voor Gods aanschijn zou bedekken en ons met God verzoenen.
,
 in Zijn bloed, Dat is in, of door Zijn bloedig lijden en sterven. Deze woorden kunnen gevoegd worden òf bij het woord verzoening, dat Christus ons door Zijn bloed met God verzoend heeft; òf met het woord geloof, omdat het geloof, waardoor wij gerechtvaardigd worden, voornamelijk ziet op de gehoorzaamheid van Christus tot den dood des kruises toe, en daarop steunt en vertrouwt; hetwelk met het oogmerk des apostels schijnt best overeen te komen. Zie ook 2Co 5:19-21 ; Gal 2:20 .
,
 tot een betoning Dat is, om te betonen Zijne trouw en waarheid in het houden van Zijn beloften, Luk 1:69-70 , of ook om te bewijzen dat Hij rechtvaardig is, dewijl Hij zelfs in Christus de zonden straft, welke Hij in het Oude Testament vergeven heeft om deze verzoening, die geschieden zou, en in het Nieuwe dagelijks vergeeft den gelovigen om dezelfde voldoening, die nu geschied is; hetwelk de volgende woorden schijnen mede te brengen.
,
 die te voren geschied zijn Namelijk onder het Oude Testament, die God in Christus eerst in de volheid des tijds gestraft heeft, tot dien tijd dezelve overziende; Heb 9:15 . Of die de mensen gedaan hebben, eer zij door het geloof gerechtvaardigd worden. Hoewel ook de zonden, die na de bekering gedaan worden, niet anders worden vergeven dan om de voldoening van Christus; Phi 3:9 ; Heb 10:14 ; 1Jo 1:7 , en 1Jo 2:2 .
,
 onder de verdraagzaamheid Gods; Grieks in. Deze woorden worden van sommigen gevoegd met vs.26, doch hangen beter aan het voorgaande.
26Tot een betoning van Zijn rechtvaardigheid in dezen tegenwoordigen tijd; opdat Hij rechtvaardig zij, en rechtvaardigende dengene, die uit het geloof van Jezus is.
 Tot een betoning Zie der verklaring van vs.25.
27Waar is dan de roem? Hij is uitgesloten. Door wat wet? Der werken? Neen, maar door de wet des geloofs.
 roem? Namelijk waar enig mens in zijne rechtvaardigmaking voor God van zou mogen roemen.
,
 de wet des geloofs Dat is het voorschrift, of de leer des geloofs, die hij door een Hebreeuwse wijze van spreken bij gelijkenis ene wet noemt, gelijk Isa 2:3 .
28Wij besluiten dan, dat de mens door het geloof gerechtvaardigd wordt, zonder de werken der wet.
 zonder de werken der wet Namelijk die niet alleen voor de bekering geschieden, maar ook na de bekering, gelijk van den apostel in het navolgende hoofdstuk met het voorbeeld van Abraham en David klaarlijk zal bewezen worden.
29Is God een God der Joden alleen? en is Hij het niet ook der heidenen? Ja, ook der heidenen;
 Is God een God der Joden alleen? Namelijk nu in het Nieuew Testament, wanneer het onderscheid tussen Joden en heidenen is weggenomen; Eph 2:16-18 .
30Nademaal Hij een enig God is, Die de besnijdenis rechtvaardigen zal uit het geloof, en de voorhuid door het geloof.
 de besnijdenis Dat is, de Joden.
,
 de voorhuid door het geloof Dat is, de heidenen van afkomst.
31Doen wij dan de wet te niet door het geloof? Dat zij verre; maar wij bevestigen de wet.
 wij bevestigen de wet Namelijk omdat de leer des Evangelies verklaart dat Christus de wet voor ons heeft volbracht, tot onze rechtvaardigmaking; en dat Hij degenen, die gerechtvaardigd worden, ook door Zijnen Geest alzo vernieuwt, dat zij naar alle geboden Gods hun leven zoeken te richten; Rom 8:1-3 . Niet om daardoor voor God gerechtvaardigd te worden, maar om God voor deze Zijne weldaad behoorlijke dankbaarheid te bewijzen, zijnen naaste te stichten, en van zijne eigen rechtvaardigmaking voor God meer en meer verzekerd te worden; gelijk Paulus hierna hfdst. 6, 7, 8, breder zal verklaren.
Copyright information for DutSVVA